Van ‘het meisje met de fotootjes’ tot Grande Dame van de fotografie
Els Barents mocht onlangs in Londen de Colin Ford Award in ontvangst nemen. Deze Award wordt elk jaar door The Royal Photographic Society uitgereikt aan iemand die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het curatorschap. “Het was heel feestelijk,” vertelt Els Barents, “een mini-Oscar uitreiking, alleen dan voor de fotografie.”
Een bijzondere avond, zo omschrijft Barents het event. “Er werden veel prijzen uitgereikt, aan een diverse groep mensen. Van wetenschappers tot kunstenaars en professionals die een bijzondere prestatie hebben geleverd tot de fotografie in brede zin. Zo’n twintig man/vrouw mochten om de beurt het podium op komen en na een korte introductie werden ze toegejuicht. Heel on-Hollands, maar wel heel leuk. Er was een soort opwinding in de zaal, onder alle gelederen. Ook bij wetenschappers die na jaren van onderzoek ineens in de publiciteit komen. Als curator of directeur van een museum win je normaal gesproken geen prijzen, die zijn voor de fotografen. Curatoren en directeuren krijgen immers salaris, fotografen moeten het zelf redden. Desondanks voelde het goed om eens in de belangstelling te staan.”
Vorig jaar kwam er een einde aan een imposante carrière, tenminste, in loondienst. Barents nam na vijftien jaar afscheid als directeur van Huis Marseille. Haar loopbaan gaat van start in 1976. Na een studie Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden, wordt Barents in 1976 de eerste curator fotografie van het Stedelijk Museum. Ondanks het feit dat ze de eerste is in dit vakgebied, heeft ze niet het gevoel dat ze de weg moet vrij banen voor de fotografie. “Fotografie was destijds enorm in opkomst. Tentoonstellingen konden rekenen op veel bezoekers en er was volop aandacht van de pers. Toen ik van start ging bij het Stedelijk hadden ze al wel wat ervaring met fotografie, er waren al eerder fototentoonstellingen geweest, en er was een stukje collectie. Het omgaan met de pikorde, dat was wel even wennen, daar was ik niet op voorbereid. Ik werkte destijds op de afdeling Toegepaste Kunst en was de jongste in het museum. Een leuke club collega’s, maar ik moest wel mijn plek veroveren als ‘provinciaal’ uit Leiden. Ik werd een tijdje gezien als ‘het meisje van de fotootjes’. Na een tentoonstelling met werk van Jeff Wall, waarbij de ramen uit het museum moesten om de werken op hun plek te krijgen, was dat over.”
“Mooi aan die tijd was de kennisdeling en het vanzelfsprekende engagement, ook met collega’s en fotografen uit het buitenland,” vertelt Barents. “Een museum was toen een van de weinige plekken waar geen grenzen golden – in letterlijke en figuurlijke zin. Al ging het toen wel vooral over de Westerse cultuur. Ik was in professioneel opzicht relatief gezien een nieuwkomer, had nog niet veel gepubliceerd. Maar overal werd ik, ook inhoudelijk, gastvrij ontvangen. Het was echt een super communicatief en professioneel netwerk, waar je snel je weg in vond.”
Na dertien jaar in het Stedelijk, gaat Barents naar Den Haag. Daar wordt ze Plaatsvervangend Hoofd Tentoonstellingen van de Rijksdienst Beeldende Kunst. “Ik werd van specialist een generalist, kreeg ook met andere kunstvormen te maken. In die periode heb ik veel gereisd om het werk van Nederlandse kunstenaars en fotografen op zoveel mogelijk plekken te laten zien. Ik functioneerde als een makelaar van de Nederlandse kunst. Het was een tamelijk intensieve tijd, maar heel goed om zicht te krijgen op het reilen en zeilen van de kunstwereld.”
Als de Rijksdienst in 1997 opgaat in het Instituut Collectie Nederland (ICN), maakt Barents de overstap naar Buitenlandse Zaken, waar ze adviseur wordt. “Daar maakte ik deel uit van de culturele diplomatie, die ervoor moest zorgen dat de samenwerking tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen geïntensiveerd werd. De zogenaamde HGIS middelen (Homogene Groep Internationale Samenwerking) werden daarvoor als een bruidschat ingezet, zodat beide ministeries onder voorzitterschap van Jan-Paul Dirkse, Ambassadeur Culturele Samenwerking, zich daarover een mening moesten vormen om het eens te kunnen worden over de besteding ervan.”
In 1999 maakt ze de overstap naar Huis Marseille, dat ze als museum vanaf de grond heeft opgebouwd. “Van specialist naar generalist naar specialist, zo valt mijn carrière te typeren. Voor mij een heel gezonde combinatie, die ik meer collega’s toewens. Nederland is ook cultureel gezien een klein land, met veel te weinig bewegingsruimte voor (aankomende) conservatoren. Als je eenmaal een mooie job hebt in een gerenommeerd museum, kun je daarna alleen nog verder in het buitenland. Dat gaat uiteindelijk ten koste van de dynamiek in het veld.”
Huis Marseille biedt Barents de kans om iets unieks te beginnen. “Het was rond het millennium. Ik wilde niet weer fotografie uit de twintigste eeuw oppakken. Je vervalt ook bij tentoonstellingen te makkelijk in herhalingen. Ik wilde op zoek naar nieuwe ontwikkelingen die als een handschoen pasten om het gevoel dat bij het begin van een nieuwe eeuw hoorde; weg van de main stream, en ook weg van de blockbusters die eigenlijk niets toevoegden aan wat we al wisten en hadden gezien.”
Barents heeft heel wat zogenaamde midcareers een podium geboden. “Midcareers zijn fotografen die heel gemotiveerd aan het doorgroeien zijn. In een visueel beroep heb je meer dan elders lijkt het levenservaring nodig. Mid careers als Valérie Belin, Jacqueline Hassink, Naoya Hatakeyama staan pas als ze medio dertig jaar oud zijn aan het begin van een internationale carrière. Het is de rol van een museum om ze juist dan een podium te bieden zodat ze daarna sterker verder kunnen, én om het publiek te laten zien waar het in essentie in hun werk om draait.”
Trots is Barents op tentoonstellingen als ‘Apartheid & After’ en ‘De Marseillaise’. “Ik ben blij dat wij een steentje hebben kunnen bijdragen aan het feit dat een groot aantal van de fotografen die in het Huis hebben geëxposeerd, nu ook een boterham in het buitenland kunnen verdienen.”
Na het afscheid is Barents niet in een zwart gat gevallen. “Na veertig jaar dienstverband blijkt het leven nog bijzonder vol te zijn. Ik ben bezig met een project waarbij ik Europese curatoren en directeuren wil interviewen over veertig jaar geïnstitutionaliseerde fotografie. Zij hebben Europa op een interessante manier op de kaart gezet. Door deze mensen te interviewen, wil ik hun kennis en visies inzichtelijk maken voor de huidige generaties. Dat is toch weer een beetje werk,” lacht Barents.