De fotograaf als actievoerder
Op 29 november was er een debat in de Balie, georganiseerd door Foam en de World Press Photo over de positie van de fotograaf. Kan de fotograaf zijn publiek nog wel bereiken nu de gedrukte media niet meer het grote platvorm zijn en we bedolven worden onder een grote hoeveelheid beelden via de social media? Onder de titel Image-based activism today spraken diverse mensen uit de fotografiewereld in een rondetafelgesprek met elkaar over strategieën om met het beeld invloed te hebben op het maatschappelijk debat.
Het gesprek op zichzelf vertoonde de typische eigenschappen van een ronde tafel. De gesprekken draaiden rustig kabbelend in een rondje voort en brachten geen noemenswaardige nieuwe inzichten, maar het uitgangspunt van het debat, een speciale uitgave van het Foam Magazine, onder de titel The Messenger, geeft voldoende stof tot overdenking.
Marcel Feil, conservator van Foam en hoofdredacteur van deze editie schrijft in zijn voorwoord, dat het beeld een extreme belangrijk bron van informatie is over onze wereld. Maar de hoeveelheid beelden is zo groot dat we uit die beelden geen relevante selectie meer kunnen maken. Het probleem van de interpretatie van de beelden die over ons worden uitgestort is dat vele partijen met hun communicatie een verborgen agenda hebben en dat we die niet altijd kunnen lezen. Daarbij komt dat digitale fotografie de mogelijkheid geeft om beelden drastisch te veranderen zodat we niet meer naar de werkelijkheid kijken, maar naar een gemanipuleerd beeld. Het waarheidsgehalte van het fotografische beeld, een onderwerp waarover sinds de geschriften van Susan Sontag heftig over wordt gediscussieerd, is hierbij weer geheel terug in het centrum van het debat. Uit deze discussie vloeit ook de vraag voort of fotografen in een wereld waarin fotografie wordt gebruik om verborgen agenda’s te bedienen hun publiek nog kunnen bereiken. Met andere woorden: kan de fotografie nog wel de wereld veranderen, zoals in de tijd van Lewis Hine? Welke strategieën hebben de hedendaagse messengers met hun visual story telling?
Hoe kunnen we via fotomateriaal nog begrijpen wat er gebeurt aan de diverse fronten?
Het meest actuele voorbeeld is uiteraard de oorlog in Syrië. Hoe kunnen we via fotomateriaal nog begrijpen wat er gebeurt aan de diverse fronten? Ook al zijn er serieuze fotojournalisten die integere foto’s maken, dan nog blijft de vraag wat je nu precies ziet en hoe je daar de oorlog mee kunt duiden. Zonder enige context is het enige dat oorlogsfoto’s doen je het typische beeld van vernietiging en geweld voorschotelen waaruit je alleen maar kunt afleiden dat er oorlog is, zonder maar iets te begrijpen wie de spelers nu eigenlijk zijn.
Zijn niet alle beelden die gemaakt worden louter propaganda, met als extreme koploper de IS? In het Foam Magazine staat een artikel van Liam Stack over zijn project op de website van New York Times Watching Syria’s War, een multimedia project waarbij beelden uit de social media worden verzameld, om zo een veelzijdig en genuanceerd beeld te scheppen van de oorlog. Het mooie van dit project is dat de video’s en foto’s die van de social media zijn geplukt nu in een context worden geduid.
Er wordt een compleet hoofdstuk gewijd aan essays over de rol van de media, met speciale aandacht voor het Midden-Oosten. Het meest interessante verhaal is getiteld Antiphotojournalism geschreven door Carles Guerra. Hij noemt het naïeve geloof in de werkelijkheid achter de foto een vorm van fundamentalisme. Hij hekelt Visa pour L’image waar alle fotoseries op dezelfde manier worden getoond en waar de captions een soort van waarheid willen uitstralen. In de alledaagse praktijk blijken veel kranten vaak dezelfde foto’s te publiceren, waaruit je zou kunnen concluderen dat er helemaal niet zo’n grote diversiteit van standpunten is.
Aan de andere kant schrijft Tamara Leigh dat fotojournalistiek juist een belangrijke taak heeft te midden van de oncontroleerbare beelden van de burgerjournalisitiek. Vooral voor Ngo’s zijn goede en eerlijke beelden van belang. “Visueel bewijs is belangrijk in een risicomijdende tijd wanneer beleidsmakers achter hun bureaus zitten, ver weg van de werkelijkheid in het veld.” Kadir van Lohuizen schrijft dat de media hun werk neigen te wantrouwen als hij dat deels in samenwerking met een ngo maakt, omdat het dan niet onafhankelijk zou zijn, maar als hij embedded is in het Amerikaanse leger, dan mag hij wel publiceren. Hij hekelt de opstelling van de media, te meer omdat zij zelf te weinig betalen om een onafhankelijke reportage te maken.
In het Foam Magazine wordt ook aandacht wordt besteed aan verschillende kunstenaars die in hun werk een vorm van activisme gebruiken, zoals Martha Rosler, bekend van haar kritische houding ten opzichte van de documentaire fotografie. De serie Love Radio van Eefje Blankevoort en Anoek Steketee wordt als voorbeeld getoond. Zij gebruikten hun project om het project van verzoening de documenteren en uit te beelden.
Tijdens de debat in de Balie was ook de Franse fotojournalist Pierre Terdjman aanwezig, de oprichter van het actieplatvorm #Dysturb, die journalistieke beelden letterlijk in de publieke ruimte brengt, namelijk op de straten van Parijs. Terdjman was gefrustreerd dat zijn beelden geen plek meer vonden in de reguliere media, zoals kranten en tijdschriften. Hij besloot ze zelf te publiceren op de muren van Parijs en sindsdien is #Dysturb een actiegroep, die via grote plakkaten actuele thema’s via beelden op straat brengt, niet alleen op de straten van Parijs maar in meerdere steden in de wereld.
”De meeste mensen lezen helemaal geen kranten en krijgen dus geen journalistieke beelden onder ogen.”
Terdjman: ”De meeste mensen lezen helemaal geen kranten en krijgen dus geen journalistieke beelden onder ogen. Voor die mensen wil ik het nieuws op straat brengen. Daarnaast willen de Ngo’s ook alleen maar hun eigen agenda in beeld brengen en zijn dus ook niet onafhankelijk. Ik plak liever een mooie grote foto op een muur in de straten van Parijs dan dat ik € 40 krijg voor een kleine publicatie in La Liberation.”
Op de website van #Dysturb staat dat de organisatie de fotojournalistiek naar een groot publiek wil brengen via afbeeldingen op grote maat. Het woord ‘activisme’ verwijst volgens Terdjman nadrukkelijk niet naar het kiezen van één kant van het verhaal maar naar de guerrilla-achtige manier waarop ze beelden onder de aandacht brengen. De ‘actiegroep’ krijgt geen fondsen, maar ze proberen wel met andere organisaties samen te werken om zo hun medewerkers te betalen. Ondanks de guerrilla-achtige werkwijze ziet Terdjman zichzelf niet als een actievoeder, maar een fotojournalist die zijn werk en dat van andere naar het publiek wil brengen, op een manier die verwant is aan de reclame die ook de publieke ruimte gebruikt.
Dysturb met foto van kadir van Lohuizen
Zijn bedoeling is dat #Dysturb een internationale gemeenschap wordt van fotografen in verschillende landen. Het is bijzonder dat het fotoagentschap Magnum recentelijk een samenwerking is aangegaan om tijden de klimaattop COP21 foto’s op de muren van publieke gebouwen te plaatsen van 25 fotografen, die zich hebben beziggehouden met de gevolgen van het milieu. Zo hangt er op de 74 Rue du Commerce een grote foto van Kadir van Lohuizen van Jakarta, een stad die in de zee dreigt weg te zakken in de komende decennia. Er zijn afdelingen van Dysturb in Melbourne, Sarajevo, en New York, maar nog niet in Amsterdam. Eenieder die mee wil doen kan zich melden via de website van Dysturb.
Bij het debat dat werd voorgezeten door Marcel Feil (Artistic Director bij Foam) waren aanwezig Bjarke Myrthu, (medeoprichter Storyfriend), Thomas Kuijpers (visual artist), Benjamin Chesterton (oprichter en production manager van Duckrabbit), Evert Hermans (fotoredacteur NRC), met Pierre Terdjman (#Dysturb), Bas Vroege (Paradox), Donald Weber (fotograaf) en Clément Saccomani (NOOR Images). De Artist Talk werd gehouden door Susan Meiselas (fotojournalist/artiest, voorzitter Magnum Foundation) en Lars Boering (directeur World Press Photo Foundation).