Kunst versus Schoonheid
Onlangs kwam een boekje uit met de prikkelende titel KUNST versus SCHOONHEID, met de cryptische ondertitel Wanneer stenen met eieren dansen, geschreven door Adrian David. De achterliggende gedachte komt meteen naar voren door een quote na het titelblad: “Het is beter kunst te waarderen dan te aanbidden wat mooi oogt.”
Door Ton Hendriks
De schrijver, kunstverzamelaar en curator Adrian David, breekt in dit boek een lans voor de ware kunst, die een visie bevat over de mens en de wereld, en zet zich af tegen de kunst als beleggingsobject, als hebbeding, als bezit, als object. David vertelt hartstochtelijk en in bloemrijke taal, dat de kunst altijd rijk aan interpretaties is, vernieuwend en filosofische is. Steeds meer mensen gaan naar musea om kunst te bekijken en zo krijgt de kunst steeds meer invloed, maar vaak ontbreekt de hoognodige reflectie over de kunst.
Dat is mooi
En daar komt de angel. Veel mensen zien kunst nog steeds als niet meer dan de belichaming van het abstracte en vage begrip van schoonheid. Adrian David schrijft: “In alles wat het grote publiek als kunst beschouwt verwacht het zijn zelf bedachte schoonheidsnormen aan te treffen.” We zeggen veel te vaak: dat is mooi. Maar wat dat mooie dan is wordt niet duidelijk. Het heeft geen betekenis meer. Schoonheid is onbetrouwbaar. In vele bewoordingen wordt de schoonheid uit de kunst weggeschreven en vervangen door de diepere betekenis. “Esthetische schoonheid heeft afgedaan.” “Het esthetisch schoonheidsoordeel was niet langer van belang.” Nee, zegt de schrijver, je moet over een kunstwerk kunnen nadenken. Pas dan wordt het belangrijk. De moderne kunst, te beginnen met Picasso, heeft begrepen dat het begrip schoonheid moest worden ontmanteld. Maar waar zit dan wel de waarde van de kunst?
“Kunst is een cultureel middel om de macht in twijfel te trekken.” Hier klinkt een ander geluid dan de blinde aanbidding. Moderne kunst, zo zegt de auteur, en anarchie zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. De kunstenaar is met de wereld betrokken. Als voorbeeld wordt Banksy aangehaald (die onlangs nog in Oekraïne actief was). Hij en andere kunstenaars, maken duidelijk dat de kunst niet gemaakt wordt volgens strakke regels van de schoonheid. Nee, de kunst brengt een geestelijke boodschap. De kunst moet een avant-garde zijn, kunstenaars moeten voorlopers zijn, zoals Egon Schiele en Andy Warhol.
Betekenis
De kunstminnaar wordt opgeroepen om de kunst meer te waarderen vanuit de betekenis. “Zolang er over die kunstweken wordt gesproken, blijven we erover nadenken en heeft hun bestaan nut.” Ik kan niet anders dan concluderen dat Adrian David hiermee helemaal gelijk heeft. Kunst is gecorreleerd aan vrijheid. Een maatschappij waar de kunst aan banden is gelegd kan niet over zichzelf nadenken. De burgers worden daardoor monddood en ook geestdood.
David legt uit dat de eigentijdse kunst vrij is maar de kunstkoper is dat zeker niet. Hij voegt zich volgens hem naar de klasse waarin hij zich bevindt. Collectioneurs kopen veilig om zich te kunnen verschuilen in hun sociale klasse. Zij zouden zich meer moeten verdiepen in het kunstwerk en wat het te zeggen heeft. Weg met de massale vercommercialisering van de kunst. Het ergste is de e-commerce en de handel in NFT’s. Deze vorm van handel maakt de kunstcritici monddood. De commercie in de kunsthandel geeft geen ruimte voor vernieuwing, aldus David. Geestdriftig en bevlogen hekelt David de kunsthandel die geen oog heeft voor de grote kunst. Zij wil alleen doorsnee smaak.
Zonder met zware esthetische (lees kunsttheoretische) theorieën aan te komen, schetst David het belang van de kunst. De kunst ontdekt de werkelijkheid op een nieuwe manier en de kunstenaar kent angst noch verbod. De kunst en de handel zijn antagonisten en als de kunst niet had bestaan dan stond de economie boven alles in het bestaan.
Pleidooi
Het boek Kunst versus Schoonheid leest als een pamflet, als een hartverwarmend pleidooi voor de oprechte waardering voor de kunst en tegen de oppervlakkige bewondering van de burgerlijke schoonheid. Door de vloeiende taal blijf je geboeid door de zinnen heen laveren. De stellingname is helder en kan ik volledig onderschrijven. Kunst is eigenlijk sinds het postmodernisme niet meer gekoppeld aan de klassieke ideeën van schoonheid. We leven niet meer in de tijd van Kant met zijn intellectuele benadering van de schoonheid. Maar waar nu precies de oplossing gevonden moet worden is niet helemaal duidelijk. Het laatste hoofdstuk heet De Mecenas, maar op zijn rol wordt niet ingegaan. Misschien moeten mecenassen de kunstenaars redden van de commercie, net als in de middeleeuwen en de renaissance toen edellieden veelvuldig kunstwerken aankochten om de kunstenaar in het leven te houden.
Het is wel jammer dat David de fotografie introduceert als niet meer dan een medium dat de schilderkunst verloste van de drang naar realisme. Veel meer dan deze marginale rol in de geschiedenis van de kunst krijgt de fotografie niet. “De fotografie kwam als geroepen om de schilderkunst te bevrijden van opgelegde vormen en onderwerpen.” Dat is een gemiste kans. Uiteraard is het boekje geen compleet historisch overzicht van de kunst maar ik zou toch wel iets anders over de fotografie hebben willen lezen. Juist ook in de fotografie hebben zich revolutionaire ontwikkelingen in de kunst voorgedaan en met name in de laatste tijd is dat het geval. Echter plaatst hij wel aan het einde van het boek een kunstwerk van de postmodernist Barbara Kruger, die veel met fotografie heeft gedaan, maar dan wel meer in de vorm van deconstructie. Dus beeldend heeft de fotografie toch het laatste woord.
Kunst versus Schoonheid is een boekje dat fotografen ook eens moesten lezen.
Adrian David Kunst versus Schoonheid Uitgeverij Ludion, Brussel, België
Nederlands, 978-94-9303-971-1
Engels, ISBN 978-94-9303-982-7
Frans, 978-94-9303-981-0