De marktwerking van kunstfotografie
De titels helpen mee om je als kijker op het kunstbeen te zetten en niet te denken dat de fotowerken een andere boodschap hebben. Een foto heet Der Blaue Reiter, en een andere grote foto vol met abstracte, veelal rode en gifgroene kleuren die expressief van het ‘doek’ afspatten, heet Dante (waarbij je dan onherroepelijk moet denken aan Dante’s Inferno). De expositie van de Amerikaanse fotograaf J. Henry Fair in de Eduard Planting Gallery lijkt het werk van een conceptueel en abstracte fotograaf, die vooral dol is op kleuren en vormen.
De expositie draagt de titel De Hand of Man, en dit refereert niet aan de esthetica van de kunstenaar, maar naar de destructieve ingrepen die de mens op de natuur heeft. Want alle abstracte foto’s zijn vanuit een laagvliegend vliegtuigje genomen, waarbij Fair het alleen maar gemunt heeft op de milieugevolgen van menselijke ingrepen. Fair is eigenlijk celebrity fotograaf en maakt veel portretten van musici, schilders, componisten voor platenlabels en tijdschriften. Hij besloot naast zijn reguliere werk foto’s te maken van het thema dat hem persoonlijk bezighoudt: de gevaren voor het milieu door menselijk ingrijpen. Hij besloot als een documentair fotograaf te werk te gaan door uitgebreid onderzoek te doen naar de plekken die hij bezocht, en de beelden die hij maakt in een kunstjasje te gooien. Zijn stelling is dat prozaïsche beelden die niets te raden overlaten de kijker alleen maar zouden vervelen. Ellende is er al genoeg en de consumptie daarvan heeft een grens.
Galeriehouder Eduard Planting licht de werkwijze van J. Henry Fair toe: ”Fair wilde de abstractie erin brengen. Veel mensen denken in eerste instantie dat het schilderijen zijn. In het begin fotografeerde hij documentair maar dat bleek niet te beklijven. Hij heeft al eerder bij mij een expositie gehad, in 2011, en we hebben samen veel nagedacht over de manier waarop hij het zou kunnen brengen. Het is niet interessant als de kijker meteen ziet wat het is en waarover het gaat.”
De weg naar de schoonheid zien we in toenemende mate in de fotografie. Maar er is ook veel fotografie die min of meer eindigen bij de abstractie en esthetica en daarin is Planting als galeriehouder niet geïnteresseerd. “Alleen maar mooie plaatjes gaan op den duur vervelen. Het werk dat ik uitzoek moet altijd een verhaal in zich hebben. Het mag wel esthetisch verantwoord zijn, uiteraard, maar zonder een diepere laag zou ik het niet interessant vinden. Het moet mij persoonlijk iets doen. Ik zie veel lege conceptuele fotografie op sommige fotobeursen, waarbij het vaak wordt verkocht als vernieuwend. Voor mij hoeft fotografie helemaal niet vernieuwend te zijn, want vaak blijkt achteraf dat het helemaal niet zo vernieuwend was, maar slechts een tijdelijke trend. Soms lees ik de uitleg bij fotowerken waar ik helemaal niets van snap. Dan heb ik het vermoeden dat er in wezen niet zoveel achter de foto zit. Een foto moet na een aantal jaren nog steeds beklijven en interessant zijn. Voor mij moet er altijd een dubbele bodem in zitten.”
Eduard Planting probeert altijd fotografie te brengen die een verhaal heeft. Zo is zijn volgende expositie van Alex Timmermans, die verhalende collodium fotografie brengt. Planting laat me de foto zien van de man die een koffer over een rails sjouwt. “Kijk, iemand was heel ontroerd over deze foto, want die zag er Westerbork in. Dat hoef je er niet in te zien en Alex zal niet gauw zeggen wat hij er zelf in heeft gelegd. Ik vind het interessant wanneer er uit een beeld verschillende mogelijke verhalen ontstaan.”
In het verleden heeft Planting Marie Cécile Thijs en Erik Hijweege en Hans Withoos gebracht, fotografen die alle drie vanuit hun commerciële werk een uitstap hebben gemaakt naar meer autonoom werk. Op de lijst van artiesten staan ook Paul Huf en Gian Paolo Barbieri, oude klassieken die zwartwit portretten en modefoto’s maakten.
Wat vindt Eduard Planting van het scheppen van schaarste om daarmee de prijzen op te voeren, de standaardpraktijk van de kunstgaleries? “Door een beperkte oplage te maken creëer je inderdaad een schaarste. Het is niet zo dat de galeries dit alleen verzinnen en bepalen. Zij zetten dit niet in gang. Het scheppen van een bepaalde prijs is een marktwerking die voornamelijk wordt bepaald door de kopers zelf. Iemand die € 10.000 neerlegt voor een foto wil wel dat het een exclusief beeld is. Daar mogen er geen honderden van in de omloop zijn. Een galerie moet zich daaraan houden, anders verpest dat de markt. Als de oplage groter is mogen de prijzen ook zakken, want de kopers die lagere prijzen betalen kunnen die eisen ook niet stellen. Bij bijvoorbeeld een oplage van 500 stuks kan de prijs ook € 300 zijn. Maar soms zie je dat fotografen er weer een oplage bij drukken, hetgeen niet volgens de afspraak is. Dan drukken ze de foto in een andere maat af. Annie Leibovitz deed dat toen ze slecht bij kas zat. Vincent van Gogh schilderde de zonnebloemen ook een paar keer, waarschijnlijk uit geldnood.”
Planting mikt op de middenklasse die fotografie kan betalen maar die geen exclusieve schilderkunst kan of wil betalen. “Mijn publiek telt geen € 25.000 neer voor een kunstwerk om daar vervolgens over op te scheppen. Zij willen een betaalbaar werk dat toch zijn waarde behoudt. Te dure werken lopen niet en te goedkope werken leveren niet genoeg op. Soms zie je dat een jong talent goedkoop wordt gebracht. Maar dan ontstaat er een secundaire markt via veilingen en doorverkoop waardoor de prijs ineens wordt opgeschroefd. Op dat moment moeten wij als galeriehouders onze prijzen ook omhoog doen. Gemiddeld zitten mijn prijzen tussen een paar duizend tot bijna tienduizend euro.”
Documentaire fotografie is vanouds niet de vorm van fotografie die een grote kunstwaarde heeft. “Ik krijg veel aanvraag van documentair fotografen en daar zit vaak heel mooi werk bij. Maar kopers zoeken iets voor boven de bank, zo is het nu eenmaal. Men wil zich er prettig bij voelen. Dus voor documentaire fotografie is geen kopersmarkt. Maar de markt voor fotografie is wel steviger geworden. Vroeger zeiden mensen nog dat ze die foto ook wel zelf konden maken, maar dat hoor ik gelukkig niet meer.”