Podium MH met afgestudeerden Fotoacademie: autonome beeldmakers
Gisterenavond, donderdag 17 januari vond de aftrap plaats van de nieuwe Live rubriek Podium MH van Museum Hilversum. Tijdens dit podium toonden de pas afgestudeerde fotografen van de Fotoacademie hun afstudeerwerk.
Het was een levendige avond, gepresenteerd door de directeur Stef van Breugel en Pr manager Veronique Jansen, waarbij duidelijk werd dat vrijwel alle 17 studenten kozen voor de autonome fotografie. Zij lieten werken zien die vaak een onderzoek waren naar hun eigen, soms turbulente verleden, naar objects trouvée uit de natuur, soms gewoon de achtertuin, naar de waarneming van de werkelijkheid, naar de hoop en verlangens van de mens. De nieuwe fotografen toonden een grote durf en originaliteit in hun werk.
De studenten waren verzameld onder de naam LUCID, met Axel Sypkens Smit, Bibi Altink, David de Haan, Diederick Bulstra,
Dorota Marcinkiewicz, Elsa Parant, Erik van Cuyk, Esther Hemmer, Ingrid Geesink, Jet van Gaal, Kaj Venhuizen, Marjory Haringa, Paulien Menzel, Petra Katanic, Rik Kooke, Sandra Minten en Wouter Hendriks.
Tijdens de avond waren er twee sprekers, Ruud de Jong, creatief manager van de Fotoacademie en Ton Hendriks, hoofdredacteur van Pf Fotografie Magazine. Wij publiceren hier beide toespraken onder elkaar. Beide toespraken maakte duidelijk dat er een grote omslag plaats vindt in de hedendaagse fotografie.
De toespraak van Ruud de Jong
Zoals zojuist in de aankondiging is gezegd is mij gevraagd vanuit het perspectief van de Fotoacademie U een toelichting te geven op de stelling dat de ‘nieuwe fotograaf’ een autonoom beeldmaker is. Laat ik beginnen met deze stelling wat meer naar mijn persoonlijk inzicht te verwoorden en dat is dat diezelfde ‘nieuwe fotograaf’ een autonoom beeldmaker wil zijn.
Mijn eigen achtergrond in de fotografie is de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag waar ik mijn 2destudie ben begonnen in een tijd dat de voormalige MBO opleiding Fotografie en Fotonica net was ondergebracht bij de KABK en dat deze niets met de Beeldende Kunsten te maken had. Het docententeam was er niet naar, ook niet na de omschakeling, dus de studenten die verwachtten kunstonderwijs te krijgen kwamen in die eerste jaren enigszins bedrogen uit. Het was in de kern nog steeds een opleiding gericht op de beroepsfotograaf, maar dan de hbo-versie van de mbo-er. Natuurlijk was er ook de Rietveld, maar daar moest je eerst maar eens zien toegelaten te worden.
Rond diezelfde tijd waren er ook twee serieuze particuliere fotografieopleidingen die beiden pretendeerden vakfotografen van hoge kwaliteit af te leveren. Na een fusie in 1995 gingen beide opleidingen op in de Fotoacademie.
Een van de uitgangspunten van de Fotoacademie is altijd geweest dat er een directe koppeling moet zijn tussen enerzijds beheersing van techniek en anderzijds creativiteit en dat de uiteindelijke balans, welke voor elke student anders is, zou moeten resulteren in een zekere mate van eigenheid, waardoor je je in het werkveld onderscheidde van de andere fotografen. De opleiding biedt je vervolgens gedurende de tijd dat je deze volgt voldoende handvatten om die eigen weg te vinden en uit te bouwen.
Een ander uitgangspunt is dat elke vorm van fotografie mogelijk moet zijn om je als student in te specialiseren, als de gekozen specialisatie tenminste ‘aan je hangt’. Aanvankelijk was het op de Fotoacademie dan ook zo, dat het grootste deel van de studenten erop gericht was om na de opleiding als zelfstandig vakfotograaf te gaan werken, maar dan wel een met een min of meer eigen fotografische handschrift.
Een eindexamen bestond toen over het algemeen uit het presenteren van een portfolio, samengesteld uit de laatstejaarsopdrachten en vrij werk, en een eindproject. Uit die tijd komen fotografen als Marcel Christ, Erik Hijweege, Marieke van der Velden, Koen Verheyden, Erik Smits en nog een aantal anderen. Een enkeling deed dat anders, maar dat was echt een enkeling.
Door die nadruk op het vinden van een eigen weg en handschrift kwam het regelmatig voor dat in het laatste jaar een student ‘iets anders’ wilde doen dan waarmee deze zijn geld ging verdienen of al verdiende, met wisselend succes overigens. En daarnaast was er de eenzame student die zichzelf ook echt autonoom vond. Dan ontstond gelijk de discussie wat dat dan wel niet was, dat autonoom zijn. Meestal kwam de student daar niet uit en bleef deze hangen in het niet willen maken van de opdrachten, en kwam dan ook vaak niet verder dan de zin ‘ik wil mijn eigen ding doen’.
En natuurlijk was er wel eens een student die echt wat te vertellen had en ook de vorm van fotografie had gevonden die daarbij paste, althans in onze ogen. Een extern eindexamencommissielid echter had in zijn aantekeningen geschreven: ‘hier heel goed, op de Rietveld middelmatig’, voor mij een teken dat er een andere invalshoek nodig was om ook dit soort studenten een goede plek te kunnen geven.
Intussen stond de wereld buiten de Fotoacademie ook niet stil. Door snellere communicatiemiddelen, de opkomst van de digitale fotografie, veranderingen binnen reclame en overige media en de verschuiving van de beeldende wereld van drukpers naar internet, lag de wereld voor de beeldmaker ineens aan diens voeten, of beter, vingertoppen.
Onder invloed van het ontstaan van social media veranderde bovendien de boodschap die uitgedragen kon worden van algemeen naar persoonlijk tot zelfs het opblazen van het ego tot norm. Instagram voor de foto’s, Twitter voor de tekst, Facebook voor de combinatie van beide en de duimpjes. Overigens is Instagram een van de oorzaken dat niet-opgeleide fotografen de laatste jaren het goed doen binnen de opdrachtfotografie, om nog maar te zwijgen van de echte nieuwsfotografie, die al behoorlijk verschoven is naar een willekeurige en toevallig ter plekke aanwezige Smartphone waar geen toestemming voor nodig is om een risicogebied te betreden.
De fotografierichting die het meest te lijden heeft gehad van die ontwikkeling naar het persoonlijke is de traditioneel sociaal documentaire fotografie, het vastleggen van echte mensen in echte situaties, niet gestuurd door de fotograaf. Zeker ze zijn er nog, getuige bijvoorbeeld het boek van Sandra Minten, maar daar waar de groepen van Joost van der Broek eertijds bijna altijd eigenlijk te groot waren, kan hij nu rustig een gecombineerde groep met voor- en najaar examenstudenten lesgeven en niet alleen omdat hij nu ook het liefst een kleine groep wil. Ik moet echt zoeken naar de studenten die bij hem in de groep zouden passen en ook willen deelnemen, het lijkt of de interesse in de medemens nog maar summier aanwezig is, dan wel alleen om je eigen verhaal aan op te hangen.
Die eigen weg en dat eigen handschrift is binnen de Fotoacademie een belangrijk uitgangspunt gebleven en daardoor kan het ook dat de wens tot een autonome invulling een vlucht heeft genomen, maar let wel, ik spreek hier nadrukkelijk van een autonome invulling. Een egodocument is iets anders dan autonome kunst, ook al voelt het voor sommige beeldmakers als identiek.
Dit heeft ook zijn invloed op de presentaties van de eindexamens. Daar waar vroeger het goed hangen aan de muur bijna heilig was gaat het steeds meer om de totaalpresentatie. Dit laatste is het meest duidelijk te zien wanneer een groep een eindexamen organiseert op een plek waar elke student letterlijk een eigen ruimte heeft.
Hiernaast heeft het boek als belangrijk onderdeel van de presentatie een enorme vlucht genomen. Kon een commissielid eertijds aan het werk aan de muur al zien of de student een plek in het werkveld kon vinden en diende het portfolio als ondersteuning voor wat de student verder kon, tegenwoordig is regelmatig zo dat het boek het belangrijkste onderdeel is, en dit is niet zelden de getuigenis van dat wat de student heeft meegemaakt, gevoeld, ervaren, denkt, doet en ga zo maar door.
Komen we terug bij de stelling dat de fotograaf van nu een autonoom beeldmaker is of, in mijn woorden, wil zijn. Als je autonoom vertaalt als ‘je eigen ding doen’ en ‘je eigen verhaal vertellen’, ja, dan klopt dat.
Bedenk wel dat je, door jezelf het predicaat ‘autonoom beeldmaker’ aan te meten, je suggereert dat je een plek denkt te kunnen verwerven binnen de wereld van de galeries of misschien wel musea voor moderne kunst. En dan moet het echt over meer gaan dan alleen jezelf, een groter kader is noodzakelijk, kijk bijvoorbeeld naar wat er op dit moment in FOAM hangt. Let wel: het gaat hier niet om de kwaliteit van de individuele foto dan wel serie an sich. Als een toeschouwer je beelden goed genoeg vindt om naar te kijken dan wel te kopen omdat deze het mooi vindt, bijzonder of wat dan ook, dan heb je het ook goed gedaan.
Mijn advies is dan om goed op je werk, uitgangspunten en doelen te reflecteren en je de vraag te stellen wat autonoom precies is, of jouw aanpak en werk daarbij hoort en of het niet een eenmalige emotionele exercitie is geweest, en of je dat uiteindelijk ook wil. Ben je autonoom kunstenaar of eigenzinnig beeldmaker?
Het zijn niet de minsten die zich met deze vraag bezighouden. Kijk bijvoorbeeld naar een van Nederlands bekendste fotografen, afkomstig uit Hilversum, Erwin Olaf. Nooit in het Stedelijk Museum geëxposeerd, terwijl onlangs een groot deel van zijn werk in dank is ontvangen door het Rijksmuseum. En eerlijk gezegd zou ik het ook wel weten.
Toespraak Ton Hendriks
DE FOTOGRAAF IS EEN AUTONOME BEELDMAKER
In het laatste nummer van Professionele Fotografie van het afgelopen jaar stond een zeer prikkelende column van de fotocriticus Stephen Mayes. Hij schetste het huidige landschap van de fotografie met daarin de omwenteling van de professionele fotograaf.
Ik citeer: “Ongeacht onze markt of vorm van creatieve expressie accepteerden we allemaal een extreme beperkingvan onze functie die onze status beperkte tot die van een leverancier.” Hij noemt de fotografie een armoedige ambachtelijke niche.
We kennen allemaal die nederige positie van fotograaf. Hij moet bruiloftsfoto’s maken van gelukkige echtparen, reclameshoots voor banken en ander bedrijven. En, maar, ook het dagelijks hijgerige nieuws volgen, interessant of niet. Zo is het in de hele 20eeeuw gegaan. Er zijn nog steeds opleidingen die de fotograaf klaarstomen om zijn werk zo goed mogelijk te dien, kleurrijk, scherp en op tijd aangeleverd. Kortom de vakman. Vakfotografie. Fotografie was een vak, zoiets als loodgieter.
Maar de laatste jaren is er een grote kentering geweest die alsmaar doorzet. Stephen Mayes vertelt dat we een nieuw houdingmoeten scheppen ten aanzien van het ‘vak’fotografie. Want iedereen kan nu foto’s maken met zijn mobiel. Alles is scherp, goed belicht, mooie kleuren. Het is niet meer toereikend om foto’s te verkopen op basis van de kwaliteit van jouw beeldmateriaal.
Datzelfde zei ook onze fotograaf des vaderlands Jan Dirk van der Burg tijdens zijn hilarische lezing in de Donkere Kamer afgelopen december. Ik citeer: “Mijn opdracht is het stimuleren van de fotografie. Het ambassadeurschap. Maar waar moet ik beginnen in een land waar iedereen zich al helemaal te pletter fotografeert? Ik spreek weleens iemand op straat aan die niet aan het fotograferen, maar aan het telefoneren is, maar veel te stimuleren valt er echt niet.”
Stephen Mayers pleit voor een radicale andere oplossing: wees geen fotograaf meermaar een beeldmaker die fotografie gebruiktom iets te laten zien. Fotografen zijn autonome beeldmakers. Punt. Eigenlijk is hiermee alles gezegd. De fotograaf is geen vakman of vakvrouw meer maar een kunstenaar, autonoom dus.
Als ik de vraag stel: welk beeld je krijgt bij de definitie van de schrijver? Wat zie je dan? Een copywriter op een hypermodern kantoor die reclame slogans voor de Shell maakt? Iemand die een gelikt jaarverslag schijft voor een bedrijf? Nee natuurlijk niet. Dan zie je een zwoegende eenling die op zijn zolderkamertjes op zijn laptop, met een jazz muziekje op de achtergrond, terwijl de regen op de ramen klettert, zijn vijfde roman in elkaar sleutelt.
Een schrijver heeft iets te vertellen aan zijn publiek. Hij is autonoom en schrijft wat hij wil. Fictie of geen fictie. Hij put uit zijn verleden, of verzint alles, baseert zich op feiten en geschiedenis. Maar wat hij schrijft bepaalt hij zelf want hij weet wat hij wil vertellen. Zo wordt en is al voor een groot deel de nieuwe fotograaf. Hij maakt beelden die hij belangrijk vindt en waarmee hij de wereld duidt, uitlegt, zijn gevoelens vermengt met de werkelijkheid, zijn commentaren geeft op de psychologische diepten van onze ervaringen, herinneringen naar boven haalt, de geschiedenis interpreteert.
De fotograaf is een kunstenaar met beeld, een beeldmaker die de realistische beelden van de mechanische apparaat benut om zijn wereld over te brengen aan zijn publiek. Volgens het boeddhisme is de werkelijkheid die we waarnemen zodanig bepaald door de rationele begrippen in ons hoofd dat we toch nooit de werkelijkheid zoals ze is echt kunnen waarnemen, want de waarneming zelf brengt al een persoonlijke vervorming en subjectieve blik aan. Zo is het ook met de fotografie; ze geeft nooit de werkelijkheid weer maar de persoonlijke kijk van de fotograaf.
Dit heeft ook gevolgen voor de aloude klassieke indeling in de fotografie: documentair en autonoom. We plegen bijna altijd deze indeling te hanteren en daar zijn echt wel goede redenen voor. Maar de tijden veranderen.
In mijn boek Beeldspraak schreef ik in 2013 reeds het volgende hierover: “Is fotografie documentair of is zij autonoom, kunst? We zien steeds meer toenadering tussen deze twee opvattingen. Documentaire fotografie is niet meer alleen fotografie die trouw blijft aan de werkelijkheid en zogenaamd realisme betracht. Zij is ook een vorm van subjectieve persoonlijke fotografie die een verhaal vertelt. Documentair wordt nu meer opgevat als een stijl, de documentaire stijl. Die fotografie gebruikt de stijlkenmerken die typisch zijn voor de documentaire fotografie maar doet geen aanspraak meer op de bijbehorende opvatting dat de werkelijkheid wordt afgebeeld. Een fotografische opvatting wordt een fotografische stijl. Net zo goed kan een fotograaf beslissen een schilderkunstige stijl te gebruiken om een verhaal te vertellen dat documentair, lees maatschappelijk, van aard is.”
Nu zijn we in een tijdperk beland waarin de fotografie als kunstdiscipline verder gaat. Je ziet dat fotografen portretten, landschappen, stillevens en reportage beelden geheel door elkaar heen gebruiken. Fotografie is daarom niet meer onder te verdelen in de amateuristische genres. Het gaat nu om het verhaal achter de foto’s. Dat verhaal is het wezen van de hedendaagse fotografie, en dat is ook het wezen van de schrijfkunst.
Fotografie is niet schrijven met licht maar schrijven met beeld. We moeten het maar iconografie noemen.
Klik hier voor informatie over Museum Hilversum
klik hier voor de Fotoacademie
Klik hier voor de eindexamen Lucid